Er zit een vlek in mijn jogginbroek, er zitten nog meer vlekken op mijn trui, toch heb ik beiden aan. Ze zitten zo lekker en geven me inspiratie. Ze zijn als de wondersloffen van Sjakie, alleen kan ik niet voetballen. Ze geven me inspiratie om te schrijven. Helaas duurt het soms wat langer voordat ze hun werk doen, het is net alsof ze af en toe aan het uitslapen zijn.
De vlekken hebben ook zo hun eigen verhaal. De vlek in mijn broek is een aardbeientheetje die ik een keer heb gemorst toen er iemand aanbelde terwijl ik geheel geconcentreerd bezig was met een spannende ontknoping. Toen ik terugkwam van de voordeur duurde het weer drie kwartier voordat ik weer in mijn verhaal zat.
De vlekken in mijn trui zijn van al de keren dat ik een snelle hap heb gegeten terwijl ik in de ‘flow’ zat. Om de een of andere reden, waarschijnlijk omdat ik geen vrouw ben, lukt het me niet om te typen en mijn vork, met alles er nog op, in mijn mond te krijgen.
De broek en trui gaan meestal eens in de maand de was in. Maar wel pas als alle verhalen klaar zijn. Mijn moeder is een keer op visite geweest en toen had ze mijn broek en trui in de was gedaan, terwijl ik midden in een verhaal zat. Dat verhaal is nu nog niet klaar. En mijn moeder heeft ook een wasverbod gekregen. Nu mag ze alleen nog maar eten komen brengen, dus indirect zorgt ze juist voor meer vlekken op mijn trui. ‘Dat zal haar leren.’
Momenteel ben ik bezig met het maken van een verhaal van rond de 1500 woorden. Dat zijn er niet ongelooflijk veel en ik denk ook niet dat er hierdoor extra vlekken in mijn kleren bijkomen, maar de tijd zal het leren.
Ik zit achter mijn bureau. Mijn oh zo mooie Ikea-bureau. Zelf in elkaar gezet, dus ik ben ook zelf verantwoordelijk als hij één dezer dagen weer uitelkaar valt. En soms denk ik dat het snel gebeurd kan zijn. Er ligt zoveel rotzooi op mijn burea, dat is gewoonweg niet meer normaal. Een hoop papier, betaalde rekeningen, onbetaalde rekeningen en al de bijpassende enveloppen. Er ligt zelfs een speelfilm die ik minimaal drie weken geleden heb gekekeken. Misschien wordt het tijd om een en ander op te gaan ruimen. Maar daar heb ik nu de tijd niet voor, eerst moet dit verhaal af. Ik zit nog niet eens op de helft en ik krijg al een beetje dorst. Misschien moet ik wat drinken gaan halen in de keuken, maar ik ben bang dat ik, als ik terug ben, vergeten ben waarover ik aan het typen ben. En dan duurt het weer een tijd voordat ik weer bezig ben.
Naast de rekeningen en dvd liggen hier ook nog drie xboxspellen in hun doosjes. Ik kijk even in de doosjes en merk dat ze geheel willekeurig in een hoesje zijn gedaan. ‘Ach laat maar’ denk ik, ‘ik zal ze vast nog wel een keer spelen en dan zoek ik wel de goede’. Het maakt ook niet zo veel uit, want mijn Xbox staat naast mijn bureau.
Op de hoek van mijn bureau staat een telefoon. Ja, hij staat daar. Het is geen mobiele telefoon, maar zo een huistoestel. Niemand heeft daar het nummer van, het is meer een soort van decoratie. De nut van deze huistelefoon is dat hierdoor mijn televisie en internet abonnement een paar euro per maand goedkoper is. Hoe dat kan weet ik ook niet, maar volgens mij zijn ze bij de internetboer een beetje gek geworden.
Ik voel dat mijn blaas opdringerig word. De reden hiervan is wellicht de halve liter multi-vruchten limonade die ik een kwartier geleden heb gedronken. Mijn toilet is tien meter naar links, dat is niet ver. Maar het is me weleens voorgekomen dat ik het niet had gehaald. Met als gevolg dus dat mijn broek een aantal natte vlekken rijker was. Die keer had ik mijn broek ook niet uitgewassen. Het verhaal dat ik toen had gemaakt, een zoetsappige roman, had lovende kritieken gekregen.
Nu sta ik op en loop ik de paar meter, doe de deur open, laat de deur open en blijf voor het toilet staan. Een paar tellen luisteren naar een kletterende waterval lucht erg op. Ik was mijn handen in de wasbak en loop terug naar mijn bureau.
Onderweg naar mijn bureau loop ik eerst langs mijn keuken. Het is tijd voor een nieuw glas limonade, mijn blaas is immers leeg, en ik heb geen zin om mijn glas bij mijn bureau te halen. De keuken is een klein keukentje, net zoals alles in mijn appartement, maar wel van de meeste gemakken voorzien. De meeste, een afwasmachine is net te veel luxe. Op mijn keukenblad staat dan ook een stapel borden, bekers en glazen. Aan de ene kant van de kraan staat een schone stapel en aan de andere kant de vuile. Ik pak een beker uit de vuile stapel en spoel deze netjes om.
Nadat ik een bodempje limonade in het glas heb gedaan, vul ik hem voor de rest bijna helemaal met koud water uit de kraan.
Terwijl ik verder loop neem ik een slok van mijn limonade, het is lekker zoet en ik voel dat ik al weer wat energie krijg.
Het is tijd dat ik mijn verhaal verder af ga maken.
Ik lees het eerste gedeelte, van voordat ik naar de toilet ging, nog een keer en maak een aantal aanpassingen. Zo pas ik UPC aan naar internetboer, omdat ik geen reclame wil maken. Ik wil in ieder geval geen reclame maken van UPC, want ik verander bureau naar Ikea-bureau. Zo toon ik meteen aan dat het mogelijk is dat de instabiliteit van het bureau geheel aan mij te wijten is. En in het geval van UPC kan het alleen maar tegen mij gebruikt worden.
De zwarte telefoon op de hoek van mijn bureau gaat. Ik schrik me kapot, want ik dacht dat niemand dat nummer had. Als ik opneem hoor ik aan de andere kant een zware mannen stem, hij klinkt schor. Ik moet meteen aan een belreclame denken. “Meneer, u heeft nog vier boeken bij u thuis liggen die u een maand geleden terug had moeten brengen.”
“Huh, boeken? Wat bedoelt u?”, vraag ik terug aan de man en ik doe express alsof ik ook schor ben.
“Meneer, ik ben van de bibliotheek. In onze administratie staat dat u nog vier boeken thuis heeft liggen. Twee stripboeken, Suske en Wiske en een Kuifje. En ook nog twee studieboeken over schrijven.”
Het begint me langzaam te dagen.
“Oh sorry. Ik zal ze vandaag nog komen brengen.”
“Dat is fijn. Maar meneer u moet wel vijf euro boete betalen.”, zegt de man bijna verontschuldigend.
Ik hang op.
Mijn excuses, het is nu al weer twee weken later en het verhaal is nog niet af. De dag dat ik in alle haast de geleende boeken naar de bibliotheek had gebracht, liep ik een bekende tegen het lijf. Samen waren we nog iets wezen drinken. Eerst een ijsthee en daarna een cola en toen een Bacardi-cola. Gevolgd door een aantal Whisky-cola’s. Hoeveel precies weet ik niet meer. Welke bekende het was ben ik ook vergeten, maar volgens mij was het een vrouw. Maar het was niet de vrouw waar ik de volgende ochtend naast wakker was geworden. Toen ik wakker werd en de vrouw zag liggen schrok ik zo erg dat ik snel naar buiten rende en niet stopte voordat ik thuis was.
Twee deuren verder.
Vanochtend werd er hard op de voordeur gebonst en toen ik opendeed was daar niemand, maar op de grond lag mijn schrijfbroek.
Mijn buurvrouw heb ik niet meer gezien. En mijn buurman gelukkig ook niet.
Dus ik trek mijn broek weer aan en meteen heb ik inspiratie om te gaan schrijven. Op naar de 1500 woorden zou je denken.
Nee hoor, ik ga aan een nieuw verhaal beginnen.