Na een middelzware nacht word ik vrolijk wakker, vandaag mag ik weer een dagje van het Nederlandse openbare vervoer genieten als ik naar mijn favoriete Nederlandse stad ga. EINDHOVEN.
Leuk en spannend natuurlijk, net alsof ik nooit met het Openbaar Vervoer ga. Integendeel, dagelijks zit ik in de metro, tram en trein.
Vandaag ga ik voor een paar verjaardagen en moederdag, want dat is morgen, van Amsterdam naar Eindhoven.
Een reis altijd vol onvoorzien avontuur. Ik ben benieuwd hoe het vandaag gaat.
Mijn plan is om vroeg met de fiets uit huis te gaan, eerst even sporten en dan met mijn fiets de trein te “pakken” naar Eindje.
Ik pak mijn rugzak in met al mijn sportspullen: schoenen, broek, T-shirt en natuurlijk deo, gel en een handdoek. Roze.
Als ik buiten kom zie ik dat de lucht in de achterband van mijn oma fiets besloten heeft om alvast te vertrekken.
‘Dan maar met de mountainbike’ denk ik. Eindhoven is immers ook heuvelachtig, vooral dat ene viaduct die ik moet beklimmen.
Ik beklim mijn fiets en begin vol goede moed te trappen. Bocht maar links. Bocht naar rechts. En fietsen maar.
‘Ding dong!’ ergens in mijn grijze massa gaat een alarm af. Ik trap nog twee keer door voordat mijn benen doorhebben dat ze moeten stoppen. Ik ben iets vergeten.
De moederdagcadeautjes. Na een diepe zucht draai ik mijn fiets om.
Bocht naar rechts, bocht naar links. Thuis pak ik de cadeautjes en prop ze in mijn toch al volle rugzak.
Ik beklim mijn fiets en begin vol goede moed te trappen. Bocht naar links. Bocht naar rechts. En fietsen maar.
Het is rond het middaguur maar ineens wordt het donker. Druppels vallen. ‘Pissende engeltjes, ze nemen weer wraak voor dat 020 kattegejank’ gok ik.
Aangezien ik voor 75% uit suiker besta en de dag nog lang is besluit ik om het eerste de beste metrostation binnen te fietsen. Ik betaal netjes met mijn ov chip, want ik heb een hekel aan zwart rijders. Om deze reden trek ik meteen een vies gezicht richting mijn fiets die snel achter mij door de poortjes glipt.
De metro brengt me, droog, naar de sportschool. Omdat ik op tijd weer thuis wil zijn, wil ik de trein op tijd nemen. Ik loop helaas al aardig achter op schema. Omdat ik in Etown nog een halve marathon moet fietsen schrap ik de cardiosessie uit mijn training en besluit ik om alleen met wat gewichten te gooien. Drie kwartier later sta ik buiten, mooi op schema om de volgende trein te pakken.
Eerst moet ik nog mijn ovchip opladen voor de reis van mij en mijn fiets. Ik loop snel naar de gele oplaadmachine. Onderweg kijk naar wat voor informatie het informatie bord mij wil geven. De volgende kink in de toch al kromme kabel dient zich aan. De trein die mij naar Eindhoven moet brengen rijdt niet verder dan Den Bosch.
Naast het gevloek in mijn hoofd, komt snel de vraag opborrelen of mijn fiets wel mee kan. “Nee, dat kan niet” verteld de ns site me. Nog meer gevloek. Plan weg. Zonder fiets geen verjaardagsvisite.
Snel zet ik mijn fiets vast in de fietsenstalling. “Tot straks, hoop ik”, mompel ik.
Ik ren de roltrap naar boven. Net op tijd kom ik op het perron. Mijn afspraak komt een paar minuten later dan gepland over het spoor aan. Typisch.
In de trein is het rustig, ik kan op een redelijke plek zitten. Ik pak mijn telefoon en struin een paar minuten social media af terwijl ik geen contact wil met mijn medereiziger.
Op station Utrecht staan we wat langer dan normaal stil. Volk stapt uit en ander volk komt in hun plaats. Dagjesmensen, reizigers en studenten lopen door elkaar over het perron. De typische wandelaar, met korte broek, hoge wandelschoenen en lange groene sokken die het contrast met de behaarde witte benen benadrukken, sloft over het perron. Of hij instapt weet ik niet, wandelend zou hij wellicht sneller zijn.
Aangekomen in ’s-Hertogenbosch stapt iedereen uit, niet omdat het kan, maar omdat het moet. De rest van de reis gaat per bus. De mensenmassa doet denken aan een rij voor een Efteling attractie, langzaam schuifelt iedereen richting de bus.
Rebel dat ik ben besluit ik de rij te verlaten. Mijn blaas is in deze de rebel in mij en wil graag geleegd worden. Uitgeurineerd loop ik richting de bus. De rij is als sneeuw voor de zon verdwenen. Gelukkig is er nog wel een bus. Als ik de bus in stap vraag ik de chauffeur of hij naar Eindhoven gaat.
“Ja, rechtstreeks” zegt hij met een grote glimlach. Hij blij, ik blij.
Als er uiteindelijk nog een stuk of acht personen de bus zijn ingestapt gaan we vertrekken. De busreis verloopt schokkerig maar voorspoedig.
Uiteindelijk komen er steeds meer zonnestralen door de busramen naar binnen en rijden we Eindhoven binnen.